|
Herkenbaar aan deze unieke combinatie van kenmerken
- de bloemhoofdjes, die lijken op paardenbloemen én
- de met gele klierharen bezette omwindselblaadjes
|
Algemeen
Akkermelkdistel is in heel Nederland een zeer algemeen voorkomende plant van 80 tot 150 cm hoog met paardenbloem-achtige bloemenhoofdjes.
Ze groeit op vochtige, zeer voedselrijke, vaak omgewerkte grond in akkers en op grazige en stenige plaatsen. Ook in de zeeduinen en op aanspoelselgordels.
Bloem
De bloeitijd van akkermelkdistel is vanaf juni tot de herfst.
|
Ze bloeit met 4 tot 5 cm brede, goud- tot oranjeachtig gele bloemenhoofdjes, die bestaan uit talrijke lintbloemen.
De omwindselblaadjes hebben weinig tot veel gele klierharen, zelden zonder deze.
Blad en stengel
De bladeren van akkermelkdistel zijn langwerpig, diep veerspletig en hebben driehoekige lobben, die iets terug wijzen. De randen zijn gestekeld. De bladvoet heeft twee min of meer ronde oortjes, die plat tegen de stengel aangedrukt zitten.
De in de duinen groeiende planten hebben soms vettig aanvoelende, onregelmatig ingesneden bladeren. Ze worden wel onderscheiden als var. Maritimus (zeemelkdistel).
De stengels zijn fijn geribd, soms paarsrood aangelopen, alleen bovenaan vertakt en ook bovenaan voorzien van gele klierharen.
Toepassingen
Jonge bladeren werden vroeger gegeten als sla of spinazie. Ze smaken enigszins bitter.
Vergelijkbare soorten
Van de melkdistels heeft akkermelkdistel de grootste en donkerste bloemen. Daarnaast zijn er nog wat andere verschillen.
akkermelkdistel
moerasmelkdistel
gewone melkdistel
gekroesde melkdistel
|
:
:
:
:
|
heeft gele klierharen en stengelbladeren met ronde, tegen de stengel aangedrukte oortjes.
heeft zwarte klierharen en alle bladeren hebben een pijlvormige voet met spitse oortjes.
geen klierharen, gedeelde bladeren met grote driehoekige eindlob en ongedeelde bladeren met spitse, afstaande oortjes.
geen klierharen, stekelige, langwerpige bladeren met ronde, tegen de stengel aangedrukte oortjes.
|
|
De 4 melkdistels behoren tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.
In totaal bestaat de groep uit 39 soorten. Ze zijn te verdelen in twee groepen :
- de groep met minimaal 2 volwaardige bladeren aan de bloeistengel; hiertoe behoort akkermelkdistel.
Zie de pagina "Sleutel gele composieten met blad".
- de groep met een kale bloeistengel of met hooguit 1 blad of een aantal schubvormige bladeren.
Zie de pagina "Sleutel gele composieten zonder blad".
|
|
Algemeen
- composietenfamilie (Asteraceae)
- overblijvend
- zeer algemeen
- tot 150 cm hoog
-
verspreiding
Bloem
- goud- tot oranjeachtig geel
- vanaf juni tot de herfst
- hoofdje
- 4 tot 5 cm
- alleen lintbloemen
- omwindselblaadjes met gele klierharen
Blad
- verspreid
- enkelvoudig
- veervormig ingesneden
- top spits
- rand stekelig getand
- voet met ronde, platte oortjes
- veernervig
Stengel
- rechtop
- alleen bovenaan vertakt
- bovenaan met gele klierharen
- soms rood aangelopen
- fijn geribd
|
Bewerkte botanische illustratie van akkermelkdistel (Sonchus arvensis).
|
|